Maatjes en meer

Delen is vermenigvuldigen

Maatjes

Elk kind heeft een maatje en is een maatje. Hierdoor leren kinderen helpen, samenwerken, overleggen en respect hebben voor de mening van de ander. Zij zijn voor elkaar de eerste hulp lijn. Als ze iets niet weten, vragen zij het eerst aan elkaar. Komen zij er samen niet uit, dan stellen zij de vraag aan de leerkracht. 

In elk lokaal hangt een maatjesbord, waarop met foto’s wordt aangegeven welke maatjes er zijn. Een aantal keren per jaar krijgen kinderen een ander maatje, zodat zij leren om met verschillende kinderen om te gaan. Nieuwe kinderen krijgen natuurlijk ook een maatje die ze wegwijs maakt op school en in de klas.

Maatjes hebben samen ook een (huishoudelijke) taak in de klas. Zo dragen ze samen zorg en verantwoordelijkheid voor de omgeving en leren zijn samen overleggen tijdens het werken.

Soms zijn kinderen ook maatjes van elkaar bij een bepaald vak, zoals rekenmaatjes, leesmaatjes etc. 

Samenwerkend leren

Je leert niet alleen leren van de leerkracht, maar juist van en met elkaar. Daarom werken wij vaak met coöperatieve werkvormen, waarbij kinderen in tweetallen of groepjes werken. De kinderen discussiëren samen over de leerstof, geven elkaar uitleg en informatie en vullen elkaar aan. Zij zoeken samen naar een oplossing en helpen elkaar. Het vergroot de betrokkenheid en een actieve deelname van kinderen.

Bij coöperatief leren is dus niet alleen de lesstof belangrijk, ook de samenwerking. Er is  sprake van een cognitief en een sociaal doel. Het bevordert de sociale vaardigheden en draagt daardoor bij aan een fijne sfeer in de groep. De ontwikkeling van sociale vaardigheden verloopt hierdoor heel natuurlijk en het heeft een positieve invloed op het zelfvertrouwen van de leerlingen.

Samenwerken per leerjaar, bouw en als school

Ook als team werken wij veel samen. We plukken de vruchten van elkaars expertise en ervaring waardoor wij de doorgaande lijn goed afstemmen en de kwaliteit van ons onderwijs hoog houden.  

Per leerjaar werken de leerkrachten intensief met elkaar samen om de inhoud van het onderwijs zo goed mogelijk af te stemmen op de zone van de naaste ontwikkeling van de kinderen. Hierbij kunnen de schuifdeuren tussen de lokalen open, zodat kinderen instructie kunnen ontvangen die het beste bij hen past. Soms is dat bij hun 'eigen leerkracht', soms is dat bij de leerkracht van de parallelgroep. 

Omdat iedere bouw (groep 1/2, 3 en 4, 5/6 en 7/8) werkt met dezelfde thema's, bereiden de leerkrachten die met elkaar voor. 

Ik ben nieuwsgierig naar het samenwerkend leren

Ik maak graag kennis met de Roald Dahl

De 5 basisprincipes van samenwerkend leren

1. Positieve wederzijdse afhankelijkheid
   De opdracht kan alleen succesvol uitgevoerd worden als elk kind in het groepje zijn bijdrage levert. De didactische structuren zorgen ervoor dat elke leerling actief deelneemt aan de taak. De bijdrage van alle leerlingen is waardevol, wat een positieve invloed heeft op hun zelfbeeld.

2. Individuele verantwoordelijkheid
   Elk kind is verantwoordelijk voor zijn eigen bijdrage aan het geheel van de opdracht. De leerkracht kan terugzien wat elke leerling gedaan heeft.

3. Directe interactie
   De kinderen wisselen hun ideeën, kennis en meningen samen uit. Goede interactie is belangrijk voor het leerproces en de uitkomst van de opdracht.

4. Samenwerkingsvaardigheden
   De leerkracht kiest per les een vaardigheid uit en besteedt hier vooraf bewust aandacht aan. Bij de evaluatie komt hij erop terug.

5. Evaluatie van het groepsproces
   De groepsleden bespreken met elkaar hoe de samenwerking ging.